Column door Fabian Hofland
Jongeren hebben tegenwoordig zo hun eigen manieren om aan oude of nieuwe muziek te komen. Muziek is overal en je kan bijna alles wel ergens luisteren. Je hebt allmusic.com en Wikipedia om meer over platen te weten te komen, of te achterhalen wat alom gezien de beste is. Er zijn zelfs forums, facebookpagina’s en -groepen speciaal gewijd aan moeilijk te vinden meesterwerken, obscure releases en bijzondere heruitgaven.
Wij moesten vroeger een album kopen, lenen, bij een vriend(in) of de lokale platenzaak luisteren als je iets wilde horen. Of, zoals bij mij, Jehtro Tull lenen van de moeder van een vriendin waar je soort van halfslachtig achteraan zat. Terwijl buiten de tienerhormonen bijna oorverdovend door de onbeholpen lichamen gierden, zat ik mijlen en decennia verder weg tot over mijn oren in Songs From The Wood en verhalen over vervlogen tijden. Je kreeg je muziek van ouders, ooms, neven en vrienden. Je moest bepaalde dingen doorlopen, veel zelf ontdekken en bij een onbehapbaar genre as Jazz volledig op de bonnefooi (of op hoes!) luisteren wat leuk was en wat niet. Voor nieuwe muziek moest je naar de goede radioprogramma’s luisteren of op de juiste tijdstippen naar MTV kijken. Je las in tijdschriften als het even kon alle recensies. Je noteerde namen als een artiest zei ergens fan van te zijn. De OOR Popencyclopedie was je bijbel. Een beetje muziekkennis vergaren was hard werken.
Misschien is bij muziek die historische context niet per sé nodig. Je kan van een schilderij houden zonder een cursus kunstgeschiedenis, al is Mondriaan moeilijk te bewonderen zonder enige context. Nirvana wordt niet beter wanneer je The Pixies, Flipper en Mudhoney kent. Je kan je smaak ontwikkelen door heel gericht alleen de interessante dingen te proberen en niet heel diep in een genre, periode of band te duiken. Maar vergeet alsjeblieft The Beatles niet. Je hoeft ze niet goed te vinden, maar weet het verschil tussen 1963 en 1970. Weet dat er eerst ‘Love Me Do’ was, voor er ‘A Day in the Life’ was. Luister ‘Eleanor Rigby’ en weet dat ze kort daarvoor nog hun teksten lieten uitkomen met ooh’s, aah’s en yeah’s. Weet dat ‘She’s Leaving Home’ een betere anthem over de generatiekloof is dan ‘Smells Like Teen Spirit’ ooit zal zijn. Weet dat de experimenteerdrift in de studio zelden groter was dan toen vier geleidelijk getransformeerde hippies door hadden wat er allemaal mogelijk was, nu ze het niet langer live hoefde te kunnen spelen. Na eeuwen muziek in allerlei stijlen was er opeens carte blanche. Vier straatschofffies uit Liverpool, meer opgevoed door de radio dan iets of iemand anders, vonden het wiel, de stoommachine en de oerknal opnieuw uit. En ze wisten het zelf niet eens.
Ik wil niet als de oude lul klinken en over The Beatles beginnen “omdat je het moet kennen”. Ik weet nagenoeg niks over klassieke muziek, te weinig van blues of punk om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Muziek is geen geschiedenisles, al is het dat ergens ook weer wel. Zonder Robert Johnson geen Metallica. Zonder Mozart geen Kraftwerk. Zondert Stockhausen geen Radiohead. En zonder Chuck Berry geen Kanye West. Als de rebellen, de visionairs en de ware kunstenaars er niet waren geweest, hadden de artiesten die je nu luistert heel anders geklonken. Muziek draait om emotie, creativiteit en inventiviteit. Het moet je raken, in beweging krijgen, laten dromen of juist met je neus op de feiten drukken. Het moet je laten zingen, dansen, schreeuwen, huilen. Je hoeft niet iets vet te vinden omdat ik of wie dan ook het zegt. Maar weet waar het vandaan komt. Weet dat The Doors en Led Zeppelin de wereld op hun kop hebben gezet. Weet dat Miles Davis de spelregels meerdere malen opnieuw heeft uitgevonden en alles helemaal open heeft gegooid. Weet dat David Bowie misschien wel de grootste kunstenaar was die ooit geleefd heeft. Vind geen dingen cool omdat Pitchfork dat zegt. Ga eropuit, ontdek, ga eens op je bek en baan je eigen weg. En alsje, alsje, alsjeblieft; vergeet The Beatles niet.