Tekst: Paul van der Zalm

Vlak voor haar 22e verjaardag komt vandaag alweer het derde album van Billie Marten uit. Door haar label wordt ze nu gebracht als aanstormend singer-songwritertalent uit de UK dat klaar is om indieharten te veroveren. Maar dat Billie Marten een grote belofte is, wisten we al lang, want in 2016 maakte ze veel indruk met haar debuutalbum Writing of Blues and Yellows met daarop onder andere de single ‘Milk & Honey’. Dat kwam ook al niet uit de lucht vallen, want al op haar twaalfde had Marten succes op YouTube en door de BBC was ze eind 2015 genomineerd voor de Sound of 2016-award. Ook wist ze ons in 2018 in te pakken bij een optreden voor 7 Layers in Rotown.

Als we naar het nieuwe album luisteren, wordt al snel duidelijk dat het label ‘singer-songwriter’ de lading niet meer dekt en dat Billie Marten (bij haar familie bekend als Isabella Sophie Tweddle) de concurrentie aangaat met popartiesten. Zelf geeft ze ook aan dat ze wilde evolueren naar een voller geluid en de introspectieve en sombere versie van zichzelf een beetje beu was. En hoewel ze al vóór de coronapandemie nieuwe liedjes aan het verzamelen was, kwam de lockdown haar eigenlijk wel goed uit, want die bood haar de gelegenheid om alles nog eens op een rijtje te zetten tijdens een verblijf van zes maanden bij haar ouders. Daarna kon Marten het album in de zomer van 2020 in 10 dagen opnemen, vooral samen met producer Rich Cooper.

Het openingsnummer ‘Garden of Eden’ is meteen een sterke binnenkomer met een rijke productie. Gedeeltelijk horen we hier nog dat typische hese Billie Marten-stemgeluid (waar je van moet houden), maar echt interessant wordt het als Marten hier voluit durft te zingen en datzelfde geldt in grote mate voor het daaropvolgende ‘Creature of Mine’. ‘Human Replacement’ is een wat donkerder klinkend nummer, vooral door de combinatie van bas en drum die ook op de rest van album een belangrijke rol speelt. ‘Liquid Love’ is een een laid back-track met een doordacht vocaal arrangement en ondanks de titel is ‘Ruin’ best een opgewekt nummer met een opvallende tempowisseling bij het refrein. Het spannende intro van ‘Heaven’ kan niet verhullen dat dit nummer een beetje voortkabbelt, maar gelukkig geeft het gebruik van een sitar nog wat pit aan dit nummer. Dat kan helaas niet gezegd worden van de nummers ‘Pigeon’ en ‘Walnut’, want daar zakt het album toch een beetje in; Wat betreft ‘Walnut’ kan het ermee te maken hebben dat dat nummer op het laatst nog is toegevoegd. En hoewel ‘Kill the Clown’, het tussenliggende nummer, klinkt als een vlot popnummer, weet ook dat niet echt te boeien, al maakt de vioolpartij in het nummer nog iets goed.

De echte redding komt van de afsluitende track, want daar weet Marten ons te wél te overtuigen met haar sfeervolle en oprechte zang tegen de achtergrond van wat simpele akkoorden. Of Marten hiermee specifiek indieharten gaat veroveren, is de vraag; ze lijkt juist klaar voor een breder publiek en als ze de krachtige lijn van de beste nummers op dit album weet door te zetten, kan dat ook best lukken. Uit de albumcover blijkt in ieder geval dat Marten de uitdaging aandurft.

Fiction Records / Caroline Benelux

Foto: Katie Silvester