Tekst: Florian Baudouin
Dawn Harbor, een moderne metalband uit Lyon, werd opgericht in 2013 en heeft de podia van Lyon kriskras doorkruist, zonder er ooit echt in geslaagd te zijn zichzelf door het bredere publiek te laten kennen. Maar ze hebben een aantal redenen om aan te voeren waarom we ze wel zouden moeten kunnen. Met een eerste EP “Horizon” uitgebracht in 2017, is het sextet terug met “Half a World Away”, een eerste album waar goed over is nagedacht.
Om het triviaal te stellen: je moet behoorlijk moedig zijn om een conceptalbum uit te brengen als eerste poging. Juist om aan dit riskante project te werken, besloot de band in 2019 een live-pauze in te lassen (die later uitmondde in een gedwongen pauze, maar dat is een ander onderwerp). In de loop van dit album ontdekken we het verhaal van een protagonist die op zoek is naar een mythische plek waar hij enige vrijheid kan vinden en zijn eigen utopie kan bereiken.
Het album opent met “The Shores”, een keyboard intro dat langzaam de spanning opbouwt tot “Departure”, dat meteen de toon zet voor het album. De aanwezigheid van drie gitaren wordt optimaal uitgebuit, met zware riffs vergezeld van alomtegenwoordige harmonieën, dubbele solo’s… Het refrein is gericht op melodie met een bijna power metal karakter, dat men zich gemakkelijk zou kunnen voorstellen in de muziek van een Japanse anime. De invloed van Trivium tijdens de Shogun periode is duidelijk. We krijgen de indruk dat de mix op dit nummer een beetje wankel is, vooral bij de zang, die in vergelijking met de rest erg uitgebleekt lijkt te zijn en een beetje “droog”, zonder reverb. Dit zal volledig weggevaagd worden op de andere sporen, dus we zullen het hen niet kwalijk nemen.
Het album is buitengewoon gevarieerd: we vinden de moderne metalcore en old school heavy invloeden die we al kennen, maar ook blues, zelfs jazz op “More Than Meets The I” met een fabelachtige saxofoonsolo. Na een keyboard intermezzo, krijgen we zelfs een power ballad, “Hourglass”. Het titelnummer “Half a World Away” verkent meer de progressieve kant van de band, met een melodieuze break halverwege. Het laatste nummer, “Burying the Radiance”, sluit het album af met een mooi spiegeleffect, gebruikmakend van de laatste regel van “Departure”.
Op het gebied van de zang vinden we het hele palet van Simon Vimort, tussen woedende schreeuwen, krachtige hoge passages, of meer serieus. Alles is aanwezig, zelfs een korte passage in “Forsaken Path” die aan Mongoolse diftonische gezangen doet denken.
Dit album is een echt succes en laten we niet vergeten dat het ENKEL hun eerste album is. Er zal nu hard gewerkt moeten worden om de tweede door te komen, maar alles op zijn tijd. Voorlopig kunnen we niet wachten om ze weer op het podium te zien om dit eerste album te verdedigen!
