Tekst: Susanne van Hooft
Met Sanctuary heeft de Britse alt-popband Gengahr een andere route gekozen. Waar de band met het vorige album ‘Where Wildness Grows’ nog tegen de indierock aanschuurde, koerst Gengahr nu meer richting synthpop. De dromerige eigenheid wordt nog wel behouden. Meer dan op de eerdere albums hebben de bandleden de creativiteit en opnames in eigen hand gehouden.
Dat leidde tot minder studiotijd en meer rust om de nummers zelf eerst uit te werken. Dit derde album van Gen gahr is geproduceerd door Jack Steadman, de frontman van Bombay Bicycle Club. De invloed van Steadman is goed te horen op het album. De nummers zijn zorgvuldig geproduceerd en hebben eenzelfde poppy inslag. Ook de toegevoegde samples – bijvoorbeeld mooi hoorbaar op ‘Icarus’ – zijn nieuw voor de band. Desondanks klinkt het album redelijk vertrouwd en bezit het een soort ‘Gengahrvibe’, maar dat komt voor het grootste deel door de kenmerkende stem van Bushe. Dat deze geregeld met falsetstem zingt, is iets waar je van moet houden. Het past in elk geval goed bij deze muziek, net zoals het dat bij Two Door Cinema Club doet. Die vergelijking is eenvoudig gemaakt met dit album. Zeker het disco-achtige nummer ‘Heavenly Maybe’ doet sterk aan het werk van deze band denken.
De liedjes zijn geschreven in een periode van misere waar zanger tekstschrijver Felix Bushe doorheen moest. Dat verklaart waarom de nummers veelal melacholishc klinken, ondanks de upbeat.
‘You’re No Fun’ is een sterk nummer dat eruit springt. Dit lied is een voorbeeld van de complexiteit van de nummers op het album: variëren in dynamiek en opgebouwd uit vele lagen. Met ‘Moonlight’ sluit het album op waardige wijze af. Het voelt als een nachtwandeling waarbij je beseft dat het allemaal toch wel goed komt.
Liberator Music