Tekst: Lucas Rebreyend

Een laatste voor op reis! Het is met een derde album dat King Gizzard & the Lizard Wizard dit jaar van releases afsluit, dat getest zal zijn op de Amerikaanse podia die de band al enkele maanden in vuur en vlam zet. Het toverwoord blijft improvisatie, ook al onderscheidt deze Changes zich van zijn voorgangers door een eenvoudig concept: het “D-Fa#” motief dat steeds terugkomt om de melodieën te voeden. Eenvoudig… bijna simplistisch?

“We wilden zien hoe ver we konden gaan met dit idee: een verandering van akkoord en toonsoort tussen D-groot en F#-groot… Uiteindelijk klonk het zo goed dat we met het idee zijn doorgegaan en er een album van hebben gemaakt… Een album dat één nummer is, het is een cyclus.” Dank je, Stu. Tot in de studio. Het idee is dus gezet, en het titelnummer getuigt daar vanaf het begin van, met die constante oscillatie tussen twee akkoorden, maar ik vrees dat de formule niet zo effectief pakt als Nonagon Infinity (2016), waarvan de eeuwige, uitgebrande loop ons zonder pardon meesleurde. Er hangt hier een relaxte en berouwvolle parfum in de lucht die moeite heeft om de billen los te krijgen… daarna verhoogt “Hate Dancin” het sausje en laat zich natuurlijk aardig heen en weer slingeren, maar ik zit al te mokken. Een paar nummers stappen uit deze dubbele akkoordenlogica… zonder echt voor verrassingen te zorgen. Zelfs de zachte krautrock van “Gondii” slaagt er niet in om de helse magie te creëren die mij naar elk van hun albums voert, en het slaapverwekkende “Exploding Suns” maakt mijn conclusie compleet: dit album is niet volbracht, en ik kan mijn mening na vele luisterbeurten nu niet verder onderbouwen.

Al met al is het muzikale meesterschap natuurlijk op zijn best. Tussen indrukwekkende gitaarsolo’s en synthetische experimenten door is er genoeg te eten en te drinken, en als toetje deze ongelooflijke drummer, Mickey Cavanagh, die duidelijk het scherm – sorry, de luidsprekers – doet barsten en zich duidelijk profileert als een van de meest begaafde percussionisten van zijn generatie.

Desondanks vrees ik dat ik naar een duidelijk teleurstellend halfslachtig opus kijk. Na meer dan twintig albums in tien jaar tijd is een eerste teleurstelling meer dan acceptabel, dus het is zonder enige rancune dat ik het drieluik van dit jaar afsluit. Ik breng hulde aan de Australische vrienden en hun onlesbare creatieve dorst, en spoor u, de lezer, aan om u te storten op de talloze bootlegs die op het net te vinden zijn om te bevestigen dat dit een van de beste live bands is die we vandaag de dag kunnen meemaken. WOO!