Tekst: Paul van der Zalm

Wie jarig is, trakteert; singer-songwriter Sorcha Richardson heeft misschien daarom juist vandaag wel uitgekozen om haar tweede volwaardige album uit te brengen, een dag na haar 32e verjaardag. Het is de opvolger van het goed ontvangen ‘First Prize Bravery’, dat eind 2019 verscheen en haar bijvoorbeeld een optreden op ESNS 2020 opleverde.

Je zou daaruit misschien kunnen concluderen dat Richardson een laatbloeier is, maar niets is minder waar. Ze timmert al sinds 2012 aan haar carrière en zat op haar tiende(!) al in een band. Wat wel meespeelt is dat Richardson nu weer ‘thuis’ in Dublin is, na jaren gependeld te hebben tussen Ierland en de Verenigde Staten, waar ze in Brooklyn, New York, o.a. een studie ‘creative writing’ volgde. Zoals we al eerder bij andere artiesten gezien hebben, gaf de verplichte rust van de coronalockdowns de aanzet om nieuwe nummers te schrijven. Daarnaast zorgde diezelfde rust ervoor dat ze eindelijk kon toegeven aan een ontluikende relatie en dat vind je terug in de teksten op het album, waarin Richardson dicht bij zichzelf blijft. Knap is hoe ze de tegenstrijdige gevoelens (de vreugde, maar ook de angst) die horen bij een prille liefde onder woorden weet te brengen die de doorsnee overstijgen. Op een andere site werd terecht geschreven dat ze de drama in de kleine momenten weet te vangen. De zang en muziek maken het plaatje compleet. Over het algemeen klinkt het intiem en ingetogen, zoals bijvoorbeeld bij Billie Eilish. Beste voorbeeld daarvan is het nummer ‘525’ waarbij ze zichzelf begeleidt met een tokkelmotief op een akoestische gitaar. En saai wordt het nergens; dat gevaar lijkt even te dreigen in ‘Jackpot’, maar dat lied wordt toch gered door een fraai tweestemmig slot. Richardson heeft een aangename stem in de lagere registers die lijkt op die van Tracyanne Campbell van de band Camera Obscura of Tracey Thorn van Everything But The Girl en ook de laid-back manier van zingen heeft iets weg van die twee. Wat wel opvalt is, dat ze vaak een ‘glijdende’ manier van zingen heeft en dat haar frasering bijna jazz-achtig is.

Acht van de elf nummers zijn (op afstand in de VS) mee gecomponeerd en geproduceerd door Alex Casnoff, met wie ze al eerder samenwerkte op haar debuutalbum.  De singles ‘Archie’ en ‘Shark Eyes’ gingen al vooraf aan het album. Het eerste klinkt alsof het live in de studio is ingespeeld en eindigt met een fijne gitaarsolo, het tweede is een goed in het gehoor liggend mid-tempo nummer dat toewerkt naar een licht kakofonisch einde.
Ook de meeste andere nummers kennen zo’n doordachte opbouw. ‘Stalemate’ is een up-tempo nummer waarin de zangpartij klinkt als een koortje. Het intro van ‘Good Intentions’ is een handklapritme dat later wordt overgenomen door een drummer en verder wordt uitgebouwd met mooie harmonieën in de zang. In ‘Spotlight Television’ is de zang dan weer gedubd en halverwege is er sprake van een tempowisseling. En ‘Purgatory’ is een muzikaal rijk geweven mid-tempo nummer met een klein piano-intermezzo waarin de tekst bijna aaneengesloten lijkt te worden gezongen.
Behalve het vrolijk klinkende ‘Shark Eyes’ is de afsluitende titeltrack een van de andere hoogtepunten van het album, zo eerlijk en oprecht. In de stem van Richardson horen we een klein, maar o zo fijn rauw randje en ze sluit af met een diepe zucht van opluchting.  

Sorcha Richardson was in mei van dit jaar al in Nederland te zien als voorprogramma van The Villagers, maar op 24 november heb je een nieuwe kans om haar te zien met een eigen show in de kleine zaal van Paradiso.

Faction Records

Foto: James Baldwin