Tekst: Theo Stepper

Wie zich ooit heeft afgevraagd hoe The Cramps zouden klinken met Ty Segall in hun midden, moet ongetwijfeld het tweede album van The Bobby Lees luisteren. Skin Suit telt negen nummers die samen goed zijn voor een klein half uurtje muziek. Het album laat zich eenvoudig in één woord omschrijven: vuig. Garagerock meets punk en toont het beste van twee werelden.

Dat Jon Spencer werd gestrikt voor de productie heeft het album zeker goed gedaan. De productie lijkt minimaal waardoor verschillende instrumenten goed tot hun recht komen en er toch een rauwe garagesound overblijft. Skin Suit opent met single ‘Move’. Het lijkt alsof het nummer in één keer is opgenomen tijdens een repetitie. Alsof de gitarist moet zoeken naar het riffje, zingt een bandlid het voor op de achtergrond, waarna het viertal losgaat. Anderhalve minuut later, inclusief gitaarsolo, zit de vaart er lekker in als het nummer abrupt stopt. Op de achtergrond is nog net te horen: ‘I messed up, I’m sorry…’ Het mag de pret niet drukken, want er wordt vlot doorgepakt met singles ‘Coin’ en ‘Guttermilk’. Het is de opmaat naar het langste nummer op de plaat, ‘Riddle Daddy’, dat begint met een drumsolo, waarna de bas bijvalt en het tempo zo mogelijk nog verder opstuwt. Halverwege is het alsof we wederom getuige zijn van een repetitie of een jamsessie. Het lijkt erop dat een minuut lang wordt geïmproviseerd, waarna het nummer met harde hand naar een climax wordt gedirigeerd. ‘Ranch Baby’ is een prettige dissonant, omdat er niet wordt gezongen, maar onheilspellend gesproken. Dan volgen nog drie nummers die het tempo van voorheen weer oppakken en binnen tien minuten kijken we verdwaasd om ons heen. De stilte zodra de plaat is afgelopen doet unheimisch aan en als een junkie die eigenlijk nog een shot wil, drukken we trillend weer op Play.

Skin Suit is een plaat van jonge honden die weten waar ze de mosterd moeten halen. Niet voor niets zijn er op Spotify covers te horen van Frank Hell en Bo Diddley. Dat de dame en heren echter voor louter eigen werk op het toch wel enigszins korte album hebben gekozen siert ze. Het tweede album is trouwens langer dan het al even energieke debuut en mag als een waardige opvolger worden beschouwd. Een jaartje touren langs de Amerikaanse Oost- en Westkust heeft de New Yorkers geen windeieren gelegd qua inspiratie en groei. Als ze deze lijn weten vast te houden, tekenen we hierbij in op het derde album.

V2 Records